Inhoudelijk

Hieronder vindt u veel gestelde vragen over de achtergrond van de KringloopWijzer. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan voor inhoudelijke vragen over de KringloopWijzer contact op met uw bedrijfs- of voeradviseur.

Algemeen

De zuivelsector wil graag bijdragen aan een beter klimaat en milieu door de verliezen van mineralen en de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak naar bodem, water en lucht te verminderen.
In juli 2013 presenteerden de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) en LTO Nederland het Zuivelplan ‘kansen voor de zuivelketen na 2015’. Eén van de benoemde kansen is het produceren van zuivelproducten op basis van een efficiënte mineralenbenutting op het melkveebedrijf. In deze zuivelketen is melkveehouder een belangrijke schakel. Maar hoe doet u dat; op een duurzame manier melk produceren? Voor het in beeld brengen van een efficiënte mineralenbenutting en de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak is de KringloopWijzer ontwikkeld. Met dit instrument brengt u de mineralenprestatie van uw bedrijf in beeld en krijgt u aanknopingspunten om deze voor uw bedrijf te verbeteren.

Het klopt dat veel van uw gegevens opgeslagen zijn in het bedrijfsmanagementsysteem. Dat zijn uw eigen gegevens. Maar hiermee kan de sector nog niet bewijzen dat het binnen de milieurandvoorwaarden presteert. De overheid vraagt om een betrouwbaar systeem gebaseerd op gegevens van alle melkveehouders. De sector wil dat er geen twijfel bestaat over de betrouwbaarheid van de gegevens en rekensystematiek. Om die reden worden bedrijfsgegevens van individuele melkveebedrijven gebundeld in de Centrale Database KringloopWijzer.

Er is afgesproken dat de KringloopWijzer alleen met brongegevens mag werken, en geen gegevens die worden aangeleverd vanuit managementsystemen van derden. Het is voor derden wel mogelijk om hun data te koppelen aan de Centrale Database (wanneer zij hiervoor gemachtigd zijn door de melkveehouder) in plaats van deze handmatig aan te leveren.

Het dubbel invoeren van gegevens wordt zoveel mogelijk voorkomen. U krijgt de mogelijkheid om handmatig ingevoerde gegevens in de bestaande programma’s, zoals bedrijfsgegevens en voorraden, automatisch in te laden in de Centrale Database KringloopWijzer. Andere gegevens, zoals melkleveringen, dieraantallen, aanvoer van voer en kunstmest, kuilmonsters etc. kunnen automatisch ingelezen worden in de Centrale Database door datakoppelingen met leveranciers. U kunt hiervoor via deze site de benodigde machtigingen afgeven.

Alle leveranciers (melkveebedrijven) van zuivelondernemingen gelieerd aan NZO zijn verplicht de KringloopWijzer in te vullen. Dit geldt ook voor biologische melkveehouders.

Wanneer er bij gespecialiseerde jongveeopfokbedrijven sprake is van volledig gescheiden bedrijven (ander BRS- of KvK-nummer) dan bent u niet verplicht om de KringloopWijzer in te vullen voor uw jongveeopfokbedrijf. Met uw jongveeopfokbedrijf heeft u wel de mogelijkheid om vrijwillig een aparte KringloopWijzer in te vullen.

De KringloopWijzer over het afgelopen jaar moet uiterlijk 15 mei ingediend zijn. De zuivelondernemingen hebben de ruimte om een eerdere datum van indienen verplicht te stellen.

Nee, u kunt op dit moment geen extra fosfaatrechten krijgen met behulp van een bedrijfsspecifieke berekening via de KringloopWijzer.

Privacy & data

Uw privacy is op meerdere manieren gewaarborgd. Allereerst via de inlog met eHerkenning 2+. Daarnaast staat uw data op beveiligde servers. Ook zijn er sluitende afspraken gemaakt met de leveranciers over de datakoppelingen. Meer informatie over de KringloopWijzer in relatie tot privacy vindt u hier.

Een van de uitgangspunten van de Centrale Database KringloopWijzer is dat melkveehouders zelf kunnen bepalen met wie ze welke gegevens uit de KringloopWijzer willen delen. Dit kunt u regelen door de partij met wie u de gegevens wilt delen te machtigen via www.mijnkringloopwijzer.nl. Uw gegevens worden dus niet gedeeld, zonder uw toestemming.

Wel worden er anonieme resultaten gebruikt uit de KringloopWijzer. Dit wordt ook gemeld in de algemene voorwaarden en privacy verklaring. Dit gebeurt alleen voor de sectorrapportage van ZuivelNL en Duurzame Zuivelketen, en ten behoeve van onderzoeksdoeleinden. In deze sectorrapportage wordt beschreven wat de sectorale prestaties zijn ten aanzien van fosfaatproductie, stikstofproductie, ammoniakemissie en broeikasgasemissie. 

Daarnaast wordt automatisch aan uw zuivelonderneming doorgegeven wanneer u uw KringloopWijzer definitief heeft ingevuld. Deze gegevens zijn niet anoniem, maar er worden verder geen inhoudelijke gegevens uitgewisseld. Ook dit staat vermeld in de privacyverklaring.

De gegevens worden opgeslagen in de Centrale Database KringloopWijzer, die in beheer is van ZuivelNL. De KringloopWijzer is een webapplicatie, die draait vanaf uw internetbrowser. Alle data en ook de software staan op een zwaar beveiligde server die alleen via een beveiligde inlog toegankelijk is.

U kunt de uitkomsten gebruiken om samen met uw adviseur te kijken welke maatregelen u op uw bedrijf kunt nemen om de mineralenprestatie te verbeteren. U bepaalt in eerste instantie zelf wie de uitkomsten van uw KringloopWijzer kunnen inzien, door het afgeven van machtigingen. 

Op sectorniveau worden de door ondernemers ingevoerde gegevens gebruikt voor monitoring van prestaties waar het gaat om de vastgestelde milieurandvoorwaarden en de doelen van de duurzame zuivelketen (op anonieme basis). Daarnaast worden de zuivelondernemingen geïnformeerd wanneer u de KringloopWijzer heeft ingediend.

Op dit moment zijn er veel ontwikkelingen gaande in de melkveehouderij. Duurzaamheids- en kwaliteitsprogramma’s van zuivelondernemingen baseren duurzaamheidtoeslagen op resultaten van de KringloopWijzer, Stichting Milieukeur (SMK) heeft een certificatieschema ‘On the way to planet proof’ dat deels gebruik maakt van resultaten van de KringloopWijzer. Verder is er een Biodiversiteitsmonitor ontwikkeld die ook gebruik maakt van resultaten van de KringloopWijzer.

De output van de Kringloopwijzer is op te vragen in een xml-bestand. Dit bestand kan in diverse managementprogramma’s, en de stand alone versie van de KringloopWijzer, worden ingelezen. U kunt dit xml-bestand opvragen door de volgende stappen te doorlopen:

  1. Log in op uw KringloopWijzer
  2. Ga op het hoofdscherm naar de rubriek ‘rapportage’
  3. Klik op het menu item ‘mail KringloopWijzer’
  4. Vul uw naam en e-mailadres in.

U ontvangt binnen enkele minuten een xml-bestand van uw KringloopWijzer

Dashboard Milieu & Klimaat

Het dashboard omvat zes milieu-indicatoren: stikstofbodemoverschot, ammoniak (kg per GVE en ha), broeikasgassen per kg meetmelk, percentage blijvend grasland en percentage eiwit van eigen land.
Door zich op deze zes indicatoren te richten wil de zuivelsector werken aan een betere bodem-, lucht- en waterkwaliteit. Zo kan niet benut stikstof uitspoelen in de vorm van nitraat naar het grondwater of vervliegen in de vorm van lachgas. Broeikasgassen dragen bij aan klimaatverandering. En de percentages eiwit van eigen land en blijvend grasland geven inzicht in de voetafdruk en het effect op biodiversiteit.

Het fosfaatbodemoverschot geeft een indicatie voor de belasting van het bodem- en watersysteem. Binnen de mestwetgeving is de hoeveelheid fosfaatbemesting op bouwland en grasland beperkt tot de hoeveelheid fosfaat die afgevoerd wordt met het gewas. De aanvoer van fosfaat is dus even hoog als de afvoer: de zogeheten fosfaatevenwichtsbemesting. Evenwichtsbemesting is vanaf 2015 verplicht voor grasland. Hiermee wordt via wetgeving dus reeds gestuurd op evenwichtsbemesting. Uit de analyses van gegevens uit de Centrale Database KringloopWijzer wordt duidelijk dat dit beleid resulteert in sturing op het fosfaatbodemoverschot richting ‘0’.

Er zijn geen maatregelen die genomen worden. Wel is de kijkrichting dat zuivelondernemingen gaan stimuleren om de indicatoren te hanteren in hun duurzaamheids- en kwaliteitsprogramma’s.

In de Duurzame Zuivelketen is afgesproken dat alle zuivelondernemingen (en daarmee alle melkveehouders) dezelfde doelstelling nastreven t.a.v. milieu, klimaat en biodiversiteit. De manier waarop dit gestimuleerd wordt, kan per zuivelonderneming verschillen.

Voor het benchmarken van uw bedrijfsprestaties op de zes indicatoren zijn gemiddelden en variaties vastgesteld op basis van geanonimiseerde gegevens uit de CD KLW. In onderstaande tabel zijn de verschillende waarden aangegeven die de positie van de meters op het dashboard bepalen.  Alleen bij de indicatoren ‘Stikstofbodemoverschot’ en ‘gram CO2-eq per kg FPCM’ wordt onderscheid gemaakt tussen grondsoort. In onderstaande tabel zijn de instellingen per meter aangegeven. Voor de absolute waarden dienen de ‘+ en – waarden’ bij het ‘midden’ te worden opgeteld.

Instellingen voor meters op dashboard milieu en klimaat.

Indicator voor meter

Blijvend grasland (%)

Ammoniak

(kg NH3/ha)

Ammoniak

(kg NH3/GVE)

Eiwit van eigen land (%)

StikstofBodemoverschot

(kg N/ha) *

CO2-eq per  FPCM kg melk *

Grondsoort

Alle

alle

alle

alle

veen

klei

zand

veen

niet-veen

Midden

50

60

25

50

350

190

160

1400

1100

Max waarde links

+50

-20

-15

+50

-100

-100

-100

-600

-600

Max waarde rechts

-50

+20

+15

-50

+100

+100

+100

+600

+600

Begin groen indicatie

+10

-10

-5

+15

-50

-50

-50

-100

-100

Begin rood indicatie

-10

+10

+5

-15

+50

+50

+50

+100

+100

Bron: Centrale Database KringloopWijzer; historische gegevens.

*Midden van de meter wordt bepaald door de waarden per grondsoort te wegen met de procentuele verdeling van aangegeven grondsoorten op een bedrijf. Het midden van de meter is dus afhankelijk van de grondsoort(en) op een bedrijf.

De berekening van het aandeel blijvend grasland is als volgt:
Om het aandeel blijvend grasland te bepalen wordt aangesloten bij definities die RVO hanteert bij de jaarlijkse verplichte Gecombineerde Opgave (GO) voor de overheid. RVO hanteert verschillende coderingen voor grasland. Voor grasland gaat het om de volgende definities en coderingen:

  • Grasland, blijvend - code 265
  • Grasland, natuurlijk. Areaal overwegend voor landbouwactiviteiten-GLB gebruikt - code 336
  • Grasland, natuurlijk. Hoofdfunctie landbouw - code 331
  • Rand, grenzend aan blijvend grasland of een blijvende teelt, hoofdzakelijk bestaand uit blijvend gras - code 333
  • Rand, grenzend aan bouwland, hoofdzakelijk bestaand uit blijvend gras - code 334

Het blijvende grasland bestaat uit de optelling van de oppervlakte land met bovenstaande coderingen, dus som van de oppervlakte met code 265, 336, 331, 333, 334.

Om het aandeel blijvend grasland te bepalen moet de berekende oppervlakte blijvend grasland gedeeld worden door de totale oppervlakte die de veehouder in gebruik heeft. Echter, een veehouder kan ook (blijvend) natuurgrasland hebben met de hoofdfunctie natuur, die niet de RVO-definitie van blijvend grasland meekrijgt. Dit betreft de volgende definities en coderingen:

  • grasland natuurlijk, hoofdfunctie natuur - code 332
  • natuurterreinen, inclusief heide - code 335

In de praktijk zal het wel blijvend grasland zijn, maar omdat de hoofdfunctie natuur is, krijgt deze niet de definitie blijvend grasland mee. Daarom wordt voor de berekening van het aandeel blijvend grasland de totale oppervlakte met deze graslanden verminderd. De berekeningswijze voor het aandeel blijvend grasland wordt dan: 
100% * Som oppervlakte met code 265, 336, 331, 333, 334 : (totale bedrijfsoppervlakte minus de som van oppervlakte met code 332, 335).

Bron: Rekenregelrapport KringloopWijzer (blz. 135 - 136)

Nee, in de berekening van de indicator ‘Eiwit van eigen land’ gaat het om het aandeel eigen eiwit in het rantsoen en dat staat los van aankoop, ook uit de buurt. Aangekocht eiwit in krachtvoerders, bijproducten en ruwvoeders worden dus niet meegenomen. Dit wordt pas mogelijk als er duidelijkheid is over de wijze waarop het advies van de Commissie Grondgebondenheid wordt geïmplementeerd in de praktijk.

De levering van elektriciteit van het net en de eventuele teruglevering worden geregistreerd in de KLW op jaarbasis. Voor de afname van stroom kan het percentage groen worden aangegeven. Ook de evt. opwekking wordt geregistreerd. Voor (de melkveetak van) het bedrijf bestaat het stroomverbruik dan uit afname van het net plus de opwekking min de teruglevering.

Van het stroomverbruik worden voor zowel de geleverde als voor de eigen geproduceerde elektriciteit CO2- emissies berekend. Aan de levering wordt een emissiefactor toegekend (bij ‘groen’ een lagere emissiefactor dan bij ‘grijs’). Voor het deel van de opgewekte stroom wordt ook een CO2 emissie berekend (voor zonnepanelen meer dan voor biomassa en voor biomassa weer meer dan voor windenergie). Er is geen korting voor teruglevering van elektriciteit op de CO2-emissie van (de melkveetak van) het bedrijf, omdat het gezien wordt als een andere bedrijfstak.

In principe biedt de rekenmotor van de KringloopWijzer de optie om het verbruik van elektriciteit ‘normatief’ te berekenen. De normatieve inschatting is afhankelijk van een aantal bedrijfsgegevens zoals aantal dieren, melksysteem en koelsysteem. Deze optie wordt in de CDKLW niet geboden, om zo voor de gebruiker het inzicht te geven in het bedrijfsspecifieke verbruik van elektriciteit.

Natuurinclusieve landbouw

Wanneer u de akkerranden apart heeft opgegeven in de GO, kunt u de akkerranden als natuurland opgeven in de KringloopWijzer. Ook wanneer u de akkerranden heeft opgegeven als gewas (grasland of akkerbouwgewas), kunt u er alsnog in de KringloopWijzer voor kiezen om de randen als natuurland op te geven. In dat geval dient u wel op te geven wat u oogst van de randen.

Nee, dit leidt per definitie niet tot een minder gesloten kringloop. Indien u wel oogst maar niet bemest, kan het wel zijn dat er meer mineralen worden onttrokken van de akkerranden dan worden ingebracht. Dat zou kunnen leiden tot een minder gesloten kringloop bij de akkerranden.

Indien het kruidenrijk grasland onderdeel uitmaakt van het productiegrasland op uw bedrijf, dan dient u dit kruidenrijk grasland ook onder productiegrasland in te vullen. Indien u op het betreffende kruidenrijk grasland een fors lagere mestgift toepast, kunt u ervoor kiezen om de betreffende oppervlakte onder natuurland in te vullen. Vergeet in dat geval niet om in te vullen hoeveel weidegras er van die percelen komt en hoeveel gras u inkuilt van die percelen. Verder moet u ook de bemesting specifiek opgeven. U brengt dan de werkelijke bemesting en opbrengsten van de percelen goed in kaart.

Nee, hier is geen aparte categorie voor. Indien u de opbrengsten van het perceel inschat kunt u het perceel invullen onder natuurland om het werkelijke effect te zien van uw keuze voor een uitgestelde maaidatum. U moet dan wel goed in kunnen schatten hoeveel droge stof er van het betreffende perceel komt in de vorm van weidegras en kuilgras. Ook de bemesting dient apart te worden ingevuld.

Kies hier voor een waarde die het gemiddelde beeld benadert. Probeer hierin ook de stand door het jaar heen mee te nemen.

In een gevoeligheidsanalyse voor koegewicht bleek bij broeikasgasemissies, N-bodemoverschot en eiwit van eigen land het effect van een hoger gewicht verwaarloosbaar. Bij excretie en ammoniakemissie is de verandering wel zichtbaar. Bij 10% hoger lichaamsgewicht kan de excretie en ammoniakemissie gemiddeld 2% stijgen. Kies daarom de categorie die het dichtst bij het gemiddelde dier in uw veestapel komt. De KringloopWijzer rekent met drie categorieën vee: u kunt kiezen uit Jersey, kruisling (Jersey x overig ras) en overig ras.

De KringloopWijzer staat los van derogatie. De KringloopWijzer brengt na afloop van een periode van een jaar de mineralenstromen op uw bedrijf in beeld brengt. Het maakt daarbij niet uit hoe de percelen wettelijk zijn geregistreerd. Als u een goede analyse wil van uw bedrijf, dient u alle gronden waar u gebruik van maakt op te geven in de KringloopWijzer.

Signaleringen geven aan dat een invoer- of uitvoergegeven afwijkt van een verwachte bandbreedte rondom een gemiddelde waarde. In dit geval verwacht men van een graskuil op basis van data van vele uitslagen een andere waarde. Echter gras dat geoogst wordt van een perceel met uitgestelde maaidatum kan heel goed afwijkende waarden hebben. U kunt het verklaren, dus er is niets aan de hand. De waarde van gras (in dit voorbeeld) wordt gewoon meegenomen in de berekeningen.

Het getal voor bodemleven zoals dat op de analyse van uw grondmonster staat wordt niet meegenomen in de KringloopWijzer. De KringloopWijzer zegt iets over de mineralenstromen en niet over fysieke eigenschappen van de bodem. Vanaf versie 2022 geeft de KringloopWijzer wel een indicatie over de extra vastlegging of afbraak van bodemkoolstof.

Allereerst door de oppervlakte in te vullen in het onderdeel bodem. Daarnaast moet u binnen de beweiding aangeven hoeveel procent beweiding er plaatsvindt op natuurgrasland. En u moet aangeven hoeveel gras u inkuilt van deze oppervlakte. Ook dient u onder bemesting op te geven hoeveel mest u brengt naar betreffende percelen.

Wanneer de grond duidelijk afwijkend bemest of gebruikt wordt ten opzichte van productiegrasland, dan kan de grond aangemerkt worden als natuurland.

Uitkomsten

In de KringloopWijzer over het jaar 2018 is het voor het eerst mogelijk om de gemiste mineralen- en gewasopbrengst als gevolg van ganzenvraat mee te nemen. Door de verminderde gewasopbrengst zijn de uitkomsten van uw KringloopWijzer waarschijnlijk minder nauwkeurig dan ze hadden kunnen zijn. Met behulp van de gegevens op het taxatieformulier is het mogelijk de gemiste mineralen (P, N en C) als gevolg van ganzenvraat mee te nemen in de resultaten. Voor de overige vraatschade (bijv. muizen of wilde zwijnen) is dit niet mogelijk.

Ja, ook met weidegang zijn goede resultaten in de KringloopWijzer te behalen. Uit analyses van honderden ingevulde KringloopWijzers blijkt dat er veel variatie is in gewasopbrengst bij melkveebedrijven, zowel bij opstallen als bij beweiden. Bedrijven met weidegang kunnen net als opstallers beter scoren dan het gemiddelde voor stikstof- en fosfaatproductie, stikstofbodemoverschot, ammoniakemissie, eiwit van eigen land en broeikasgasemissies. Het heeft meer met managementstrategie te maken dan met het wel of niet toepassen van weidegang. U leest hier meer informatie.

De KringloopWijzer maakt gebruik van de informatie uit I&R op basis van een machtiging (BRS/UBN).  Op basis van de bedrijfstypering van het UBN (Melkvee, Vleesvee of Overig rundvee) en de bekende diergegevens (geslacht, leeftijd, wel/niet gekalfd) worden de dieren ingedeeld in categorieën.

Melkvee

Vrouwelijk

Mannelijk

 

< 1 jaar

101

101

 

> 1 jaar

102

104

 

gekalfd

100

 

 

Vleesvee

Witvlees

Rosévlees

Roodvlees

 

< 3 maanden

112

115

115

< 9 maanden

112

117

122

> 9 maanden

122

122

122

Overige vee

Vrouwelijk

 

Mannelijk

< 1 jaar

101

< 3 maanden

115

> 1 jaar

102

> 3 maanden

122

gekalfd

120

 

 

Doodgeboren kalveren worden meegenomen in het aantal gestorven kalveren.

Sinds 1 januari 2020 wordt bij geïmporteerde runderen de eventueel in I&R-gevulde kalfdatum bij import gebruikt voor bepaling “gekalfd” J/N. Voorheen werd uitgegaan van een normleeftijd (27 maanden) successievelijk een eerdere gebeurtenis afkalving in Nederland.

In de omgeving van de KringloopWijzer is het vooralsnog niet mogelijk het bestemmingsdoel van een individueel rund te wijzigen (opfok voor en/of melkproductie, opfok voor en/of fokkerij, vleesproductie).

De KringloopWijzer is primair bedoeld voor managementinformatie en houdt vooralsnog geen rekening met de gedetailleerde regels van RVO voor o.a. de regelgeving fosfaat. Dat betekent dat er bijvoorbeeld op een UBN met bedrijfstype melkvee geen rekening wordt gehouden met indeling van de kalveren die bestemd zijn voor vleesvee vanaf een leeftijd van 14 dagen in cat. 115.

Het is mogelijk het automatisch ingelezen gemiddeld aantal aanwezige, aan- en afvoer en/of sterfte van dieren te overrulen door zelf de waarden in te vullen. Kringloopwijzer zal dan rekenen met de zelf ingevulde waarden en deze rapporteren.

Machtigingen en datakoppelingen

JoinData is een onafhankelijk non-profit dataplatform voor de Food & Agri sector. Een digitale datasnelweg die het voor de veehouder eenvoudig en veilig delen van data mogelijk maakt op basis van machtigingen.

Vanuit de coöperatieve gedachte is het doel van JoinData om veel partijen aan te sluiten, zodat de agrarisch ondernemer overzicht, transparantie en grip heeft op zijn datastromen.

JoinData is gestart in 2017.
Meer informatie: www.join-data.nl

ZuivelNL heeft de machtigingen van de KringloopWijzer sinds 2017 ondergebracht bij JoinData.

U of uw adviseur beheren de machtigingen voor de in- en uitgaande datastromen van de CD KLW in mijnkringloopwijzer.nl.

Eind 2020 en begin 2021 is in mijnkringloopwijzer.nl de vormgeving van deze machtigingsschermen in de stijl van JoinData gebracht. De machtigingen voor de CD KLW zijn ook te benaderen via MijnJoinData.

De vormgeving van de machtigingsschermen van JoinData is een verbetering ten opzichte van de oude situatie. U kunt de doelbinding, wie u machtigt voor welke periode inzien en beheren.

De doelbinding geeft aan met welk doel de data wordt verwerkt. Voor iedere datastroom is een machtiging ingericht met een duidelijke doelbinding.

Als veehouder heeft u de mogelijkheid om uw machtigingen voor de CD KLW te beheren in MijnJoinData. Adviseurs kunnen uw machtigingen (nog) niet bij dit platform beheren.

De machtigingen worden op één plaats bijgehouden en kunnen zowel vanuit mijnkringloopwijzer.nl als JoinData beheerd worden.

Dit kan hij/zij blijven doen in mijnkringloopwijzer.nl.

Nee, dit is nu niet mogelijk. Alleen de veehouder kan door middel van eHerkenning inloggen op MijnJoinData.
Wellicht is inloggen door uw adviseur in de toekomst wel mogelijk om uw machtigingen te beheren op MijnJoinData.

ZuivelNL werkt volgens de privacy wetgeving en heeft een overeenkomst met JoinData over de dienstverlening. JoinData zorgt alleen voor de verbindingen tussen uw dataleveranciers en de KringloopWijzer en doet inhoudelijk dus niets met uw data (vergelijk TPG post en het briefgeheim).  

Via de website van JoinData kun je rechtsboven, via de knop “Mijn JoinData” inloggen met eHerkenning.

Dit wordt vaker gebruikt door o.a. RVO (Rijksdienst voor Ondernemen) en voldoet aan gewenste veiligheidsnormen. Met je eHerkenning kun je op meerdere website inloggen en heb je dus niet overal aparte inloggegevens nodig.

Module koolstofbalans in de KringloopWijzer

Vastlegging van bodemkoolstof helpt ons tijdelijk om in de komende tientallen jaren een deel van de uitstoot van fossiele brandstoffen te compenseren. Uiteindelijk moet de uitstoot van CO2 door energieverbruik omlaag om de klimaatdoelen te halen.

Organische stof is een verzamelnaam voor allerlei verbindingen waarin koolstof de basis vormt; van kleine en oplosbare moleculen tot (houtige) plantendelen. Organische stof in de bodem vervult verschillende functies. Allereerst zorgt het voor het vasthouden en laten vrijkomen van nutriënten, vooral stikstof. Daarnaast verhoogt organische stof het watervasthoudend vermogen van de bodem, waardoor meer water beschikbaar is voor de plant. Bovendien is organische stof voedsel voor allerlei bodemorganismen zoals bacteriën, nematoden en regenwormen. Deze hebben een gunstig effect op de structuur van de bodem. Een rijk en divers bodemleven kan ook zorgen voor een betere weerbaarheid tegen bodemgebonden ziekten en plagen. Met het vastleggen van koolstof wordt CO2 uit de atmosfeer verwijderd. Op die manier compenseert het de uitstoot van broeikasgassen, en dus, is het positief voor het klimaat. De bijdrage aan een lagere broeikasgasuitstoot is niet spectaculair, maar wel substantieel. Zeker in relatie tot de emissies van broeikasgassen uit de landbouw zelf is het een effectieve mitigerende maatregel. Goed koolstofbeheer dient zo een maatschappelijk doel.

Koolstofvastlegging (uitgedrukt in ton C/ha) is in principe hetzelfde als toename organische stof (uitgedrukt als %). Voor de omrekening moeten de volgende zaken bekend zijn: 1) het C-gehalte van de organische stof (gemiddeld 54%); 2) de dichtheid van de bodem (afhankelijk van grondsoort én van organische stofgehalte zelf) en 3) de laag waarover je de berekening uitvoert.

De korte koolstofkringloop duurt grofweg tussen 1 dag en 100 jaar. Planten leggen CO2 vast door middel van fotosynthese. Een deel ademen ze vrijwel gelijk uit, terwijl het andere deel in de bodem terecht komt. Daar wordt het vastgelegd in organische stof, maar ook als energiebron gebruikt door het bodemleven. Afhankelijk van het beheer komt deze koolstof ook meer of minder snel in de vorm van CO2 in de atmosfeer. De lange koolstofkringloop duurt duizenden tot miljoenen jaren. Het betreft de koolstof die gedurende langere tijd wordt vastgelegd als plantenmateriaal verder wegzakt en omgezet wordt in fossiele brandstoffen. Als we die verbranden komt de CO2 in de atmosfeer.

De huidige koolstofvoorraad in de bodem bestaat uit verschillende componenten die meer of minder snel afbreken. De totale voorraad, maar ook de verdeling over de componenten, is het resultaat van het voorgaande landgebruik, de bemesting en het beheer. Bijvoorbeeld de aanvoer van relatief makkelijk afbreekbare koolstof (gewasresten) leidt tot een hogere afbraak en dus een lagere vastlegging dan de aanvoer van relatief moeilijk afbreekbare koolstof (compost).

In 2030 moet Nederland 55% minder broeikasgassen uitstoten ten opzichte van 1990. Het streven is zelfs 60% vermindering. In 2050 wil Nederland klimaatneutraal zijn. De zuivelsector neemt 1.6 Mt CO2eq voor haar rekening. De helft wordt gerealiseerd via maatregelen voor ‘Dier en Voeding’ en ‘Mestopslag en Bemesting’ door reductie op methaan en lachgas. De andere helft zijn maatregelen voor ‘Bodem en Gewas’ en ‘Energiebesparing en productie van Duurzame Energie’. Dit omvat vooral emissiereductie van koolstofdioxide (CO2), maar ook koolstofvastlegging in de bodem en emissiereductie van lachgas.

Ja, alle rekenregels in de KLW zijn wetenschappelijk onderbouwd.

Ja.

Ja.

In de KringloopWijzer staan per bedrijf postcode, grondsoort en gewas. Voor grondsoort veen berekent de KringloopWijzer de resultaten op basis van de NIR rekenregels het resultaat. Voor minerale grondsoorten berekent de KringloopWijzer op basis van RothC Rekenregels het resultaat.

Dit gebeurt conform de RothC rekenregels. In de RothC rekenregels wordt rekening gehouden met de beginvoorraad koolstof in de bovenste 25 cm van de bodem, de aanvoer van koolstof per gewas, de afbraak van koolstof in relatie tot kleigehalte, temperatuur en neerslagoverschot en bodembedekking (bijv vanggewassen). De koolstofbalans is de aanvoer van koolstof minus de afbraak van koolstof.

Dat gebeurt conform de NIR rekenregels. NIR staat voor Nationale Inventory Report, de jaarlijkse rapportage van de Nederlandse overheid over de emissie van broeikasgassen. Daarin wordt voor veengronden het koolstofverlies door maaivelddaling berekend uit het type veen, het type bovengrond en de grondwaterstand.

Nee, voor KLW versie 2022 vergt dit geen extra invoer.

Ja, de resultaten (balans) zijn deels gebaseerd op regio-specifieke standaarden (afbraak) en deels gebaseerd op bedrijfsspecifieke gegevens (aanvoer). De resultaten zijn wel wetenschappelijk onderbouwd. Door gebruik van regio-specifieke standaarden, ontbreken van informatie over de voorgeschiedenis en andere aspecten die nog in ontwikkeling zijn, moeten de resultaten als indicatief beschouwd worden.

Koolstofbalans in de bodem is belangrijk voor het behalen van de klimaatdoelen. Voor bewustwording over de rol van de koolstofbalans in relatie tot de uitstoot van de overige broeikasgassen op het melkveebedrijf worden ze nu toch opgenomen in de KringloopWijzer. 

De berekening wordt in de komende jaren vervangen door een nieuwe methode nadat het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV) programma is afgerond. Het beeld is dat de maaivelddaling weliswaar overschat kan zijn, maar dat de uiteindelijke berekende CO2-emissie met voldoende vertrouwen getoond kan worden.

Omdat de resultaten nog indicatief zijn, wordt aan alle afnemers sterk geadviseerd om geen hieraan geen consequenties te verbinden.

ZuivelNL verstrekt vanuit de Centrale Database geen berekende uitkomsten over de koolstofbalans aan afnemers of derde partijen.

ZuivelNL adviseert afnemers zeer sterk om dat niet te doen.

Ja.

Op het tabblad Bodemkoolstof is de volgende tekst toegevoegd: ‘Het onderdeel bodemkoolstof is nog volop in ontwikkeling. De berekende kengetallen over bodemkoolstof zijn indicatief vanwege (1) onbekendheid van de voorgeschiedenis en (2) vanwege het gebruik van regio-specifieke standaardwaarden van organische stof en lutum (minerale gronden) en het type bovengrond en de ontwatering (veengronden). In onderstaande tabellen zijn de regio-specifieke waarden geduid met een asterisk (*). In de volgende versies wordt zoveel mogelijk gestreefd naar meer bedrijfsspecifieke invoer en aanpassing van de rekenregels aan nieuwe kennis uit relevante onderzoekprogramma’s.' Aan alle afnemers is gevraagd hierop niet te belonen of af te rekenen.

Meer grasland in het bouwplan, bestaand grasland niet scheuren, gebruik van groenbemesters (grond groen houden in de winter), achterlaten van gewasresten op het land en gebruik van organische mest in plaats van kunstmest.

Op veengronden draait het om waterbeheer. Het verhogen van het grondwaterpeil verlaagt de CO2-uitstoot. Actieve Waterinfiltratie (AWIS) of Passieve Waterinfiltratie (PWIS) kunnen de uitstoot behoorlijk verlagen. Klei in veen lijkt dit ook te kunnen (is nog in onderzoek, mogelijk zelfde effect als PWIS), evenals greppelinfiltratie en moldrainage (beide ook nog niet grootschalig toegepast)

Een carbon credit is een algemene term voor een verhandelbaar CO2-certificaat.
De partij die zijn uitstoot van één ton CO₂-eq of de equivalente hoeveelheid van een ander broeikasgas wil compenseren, koopt het certificaat van een partij die met dat geld één ton CO₂-eq reduceert, voorkomt of opslaat.

Eén van de manieren om vastgelegde koolstof in de bodem te verwaarden is op basis van carbon credits. Groepen boeren maken bijvoorbeeld afspraken met kopers van carbon credits voor een periode van minimaal tien jaar. Deelnemers verplichten zich daarbij tot een bepaald beheer (bijvoorbeeld blijvend grasland) dat vervolgens wordt gemonitord met metingen en modelberekeningen. Koolstofcertificaten voor bodemkoolstof vormen (op dit moment) onderdeel van een vrijwillige markt. De vastgelegde bodemkoolstof blijft toegerekend aan de landbouw en draagt daarmee bij aan het sectordoel.

De doorontwikkeling richt zich op verschillende aspecten zoals (1) koppeling tussen koolstof en stikstof, (2) meer bedrijfsspecifieke invoer mogelijk maken voor bodem kengetallen, (3) rekenregels aanpassen aan nieuwe kennis, zoals de koolstofdynamiek voor gescheurd grasland en wisselbouw (4) invoering van nieuwe NIR-methode voor veengronden, en (5) aanpassingen op basis van gebruikservaringen.